|
||||||||
Misschien fronste u ook een wenkbrauw bij het lezen van de titel van deze plaat, want de term galoubets-tambourins behoort niet meteen tot de standaardwoordenlijst die we in de Franse les meekregen. Laat ik u maar meteen uit uw lijden verlossen: een galoubet is een éénhandsfluit, die wat op een blokfluit lijkt, maar slechts drie speelgaten telt, een tambourin een hele grote trom, van zo’n 80 centimeter hoog. Wat nu typisch is aan deze combinatie, is dat ze in de Provençaalse volksmuziek gelijktijdig bespeeld worden door één muzikant: de fluit met de linkerhand en de trom, die aan de linker onderarm hangt, wordt met de rechterhand beroerd. De Provençalen hebben voor dat samenspel zelfs een eigen woord: als beide instrumenten samenspelen -en de fluit dus “tutu” doet en de trom “panpan”-, dan noemen zij dat “tutupanpanner”. Prachtig woord toch? Het Belouga kwartet -let op het woordspelletje in de naamkeuze- wordt gevormd door vier relatief jonge muzikanten, die de bijzondere Provençaalse muziekvorm niet alleen in leven willen houden, maar die ook vinden dat het tijd is voor vernieuwing. Daarom vroeg “grote man” Benjamin Melia aan vier moderne componisten om speciaal voor deze plaat nieuw werk te schrijven, rekening houdend met de beperkingen van de instrumenten en het muziekgenre, dat, zoals zoveel folkvarianten, de klassieke polka’s, walsjes en farandoles bevat. Dat idee sprak de componisten duidelijk aan, want Jean-Michel Bossini, Patrick Vaillant, Patrice Conte en Miqueu Montanaro leverden samen een klein uurtje muziek af, die door de vier tambourinaires met veel subtiliteit en muzikaliteit gespeeld wordt en voor een hele fijne tijd zorgt. OK, het is even wennen, als je niet met dit soort folk vertrouwd bent, maar na een paar keer luisteren, begin je de verschillende stijlen te herkennen. Elke subregio uit de Provence heeft namelijk zo’n beetje een eigen accent en vermits de muzikanten afkomstig zijn uit de Rhônevallei, uit Nice, Aix-en-Provence en Toulon, brengen zij vier regio’s bijeen en dat was het doel van de plaat: niet zozeer de muziek uiteenrafelen, maar wel de diversiteit ervan in de kijker zetten. Zelf noemt Melia dat in de liner notes “een trans-Provençaalse” plaat maken. Wel, dat lijkt me aardig gelukt te zijn en vooral -maar dat is helemaal persoonlijk- de stukken, die door Patrice Conte geschreven werden, kunnen me bekoren. Dat de man zelf tambourinaire is, heeft daar misschien wel mee te maken, maar hoe dan ook: dit is een heus document van een plaat geworden, waarin een eeuwenoud en wijd verspreid muziekgenre in nauwelijks een uur tijd, haarscherp beschreven en geïllustreerd wordt. Ik ga nogmaals bij het inlegboekje te rade, om er een citaat van Gustav Mahler aan te ontlenen: “traditie, dat is het voeden van de vlammen, niet het vereren van de asse”. Ik kon dat zelf absoluut niet beter verwoorden! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||